Universeel OndernemingsModel (UOM) – inhoud van het schema

   

      Categorieën van transacties en essentiële functies in het UOM schema

 

In de verkenning van het UOM zijn we vertrouwd gemaakt met het schema als dusdanig, nu willen we nagaan hoe in het schema de verschillende dimensies aanwezig zijn die in de voorafgaande analyses het maatschappelijke bestel transparant hebben gemaakt. 

  

    Aanwezigheid van de transactiecategorieën

 

Om te beginnen heeft het schema van de gelaagdheid van het bestel ons geleerd dat er drie categorieën transacties te onderscheiden zijn: ecologische, ruiltransacties, en louter financiële transacties.

 

Bij het overlopen van het UOM schema van boven naar onder komen we eerst de louter financiële transacties tegen in de financiële laag. De stromen die er opgesomd worden hebben betrekking op het opnemen of afbouwen van kapitaal en krediet, het beleggen, de kosten en opbrengsten die met de twee voorgaande soorten stromen gepaard gaan, en transfers van en naar andere entiteiten.  

 

In de infrastructuurlaag en de productielaag treffen we de ruiltransacties aan. Het gaat om de fysieke producten en dienstenstromen waarbij we links een blauwe pijl hebben en rechts een rode.    

    

Onderin de productielaag zijn er twee stromensoorten waarbij er aan de rechtse kant geen rode pijl tegenover de blauwe pijl staat. Wat de natuur betreft is dat vrij evident. De natuur heeft geen bankrekening en de stromen van lucht, licht, en regen en andere neerslag zijn fysiek niet te vatten en te controleren door een entiteit die er dan een prijs voor zou kunnen vragen. Wat de overige stromen uit de natuur aangaat (watervoorraden, delfstoffen, energiestoffen, ‘wilde’ flora en fauna) is die controle wel mogelijk en daar moet de overheid in functie van duurzaamheid een ‘faire’ prijs opleggen voor de exploitatie ervan; de geldstroom voor de licenties / concessies zit vervat in de uitgaande stroom voor belastingen.

    

Samen met de afvalstroom (helemaal rechts onderaan) moeten deze stromen uit en naar de natuur worden gedoseerd en gestuurd in functie van een duurzaam ecologisch evenwicht, wat gezien het ‘wereldwijde’ karakter van de natuur om een aanpak op wereldschaal vraagt.  

    

De stroom van publieke goederen en diensten mist ook een rode pijl aan de rechterkant. Er wordt – uitzonderingen daargelaten zoals tolheffingen voor openbare wegen, bruggen en tunnels – niet telkens betaald wanneer van publieke goederen en diensten gebruik wordt gemaakt. Het gebruik ervan wordt vergoed door de geldmiddelen die voor het produceren en onderhouden ervan afgedragen wordt aan de publieke overheid die daarvoor zorgt.  

    

Belastingen, die we in de financiële laag zijn tegengekomen, hebben dus geen louter financieel karakter. Dat is alleen maar op het eerste gezicht zo; belastingen vormen een globale betaling voor het totale pakket van goederen en diensten die daartegenover staan, en dat is wat deze ‘globale’ transactie onderscheid van de individuele ruiltransacties: geen eenheidsprijs per product of dienst maar een periodiek totaalbedrag dat staat tegenover een geheel pakket. Het is uiteraard normaal dat de leden van een samenleving een gediversifieerde solidariteit verwachten en dat delen van de totale lasten (belastingen) op de schouders gelegd worden van de deelgroepen die aanwijsbaar rechtstreeks intensief gebruik maken van specifieke delen van de publieke goederen of diensten. 

    

     Aanwezigheid van de essentiële functies

 

Bij het onderzoek van het maatschappelijke bestel zijn we ook tot de vaststelling gekomen dat alle economische entiteiten drie essentiële functies vervullen in de economische sfeer: consumeren, produceren, en investeren / beleggen. In het UOM schema zijn die drie functies duidelijk aanwezig.

     

Het consumeren vinden we bij alle stromen in de infrastructuurlaag en de productielaag die voorafgegaan worden door een blauwe pijl links.  

     

Het produceren zit in de productielaag met de interne stromen die daar vanuit de infrastructuurlaag aan toegevoegd worden. 

   

Het investeren vinden we in de infrastructuurlaag. Niet alleen de pure investeringsaankopen moeten we als investeren beschouwen maar alle inspanningen die gebeuren om op een langdurige basis te beschikken over een afdoend geheel van uitrusting en mensen om de ‘loutere’ fysieke productie optimaal efficiënt en effectief te laten verlopen.  

   

Het beleggen – als substituut voor de aanwending van de beschikbare (geld)middelen die niet verder zinvol in investeringen in de eigen entiteit kunnen worden ingezet – vinden we in de financiële laag.   

   

Het UOM schema geeft zowel de drie categorieën van stromen weer die samenhangen met de gelaagdheid van het bestel als de drie essentiële functies die elke economische entiteit verricht. Het zorgt er zo voor dat de bollen op de knooppunten in het dichte maatschappelijke web geen black boxes blijven maar een gemeenschappelijke structuur en werking vertonen waarop weliswaar vele variaties mogelijk zijn.

 

Met de ‘bril’ van het UOM wordt de complexiteit van het ongefilterde maatschappijbeeld grotendeels opgelost.